zaterdag 5 mei 2012

21 december 1994: Transmutatiedroom van een stadssjamaan.

1.) Eén.
Ik zit gehurkt aan een gigantische rivier, een ganges,een orinocco,een mississippi.Een levensstroom,badend in gouden ondergaand zonlicht.Ik ben ruig,fel behaard,ruwe botten,grof karkas,menselijk, een primaat. Ik kijk over het brede oeverbekken,en wentel mezelf al heen en weer wiegend in de overweldigende pracht van deze oerstroom. Ik koester mezelf,en voel me diep verbonden,één met deze gigantische aardse slagader. Deze rivier is mijn lichaam,en ik stroom eeuwig doorheen tijd en ruimte.


2.) De sprong.
Ik sta.Voor en achter mij een hoog hek met stevig gaas, naar links en rechts toe eindeloos uitlopend,ik sta in een tussengang.Een dorre vlakte. Achter het hek voor mij,een beest; ongetemd dierlijk, reusachtig gevaarlijk en wild. Ik grijp een kaaksbeen dat er ligt,en gooi het uit volle kracht tegen de omheining aan. Ik daag het beest uit. Het werpt zich met evenredige kracht tegen de omheining. Ik grijp nochmaals naar het kaaksbeen, en weer keil ik het tegen het hek. Het beest reageert wederom.Zo herhaal dit spel zich in culminerende mate,tot het beest zich met een dermate overweldigende woeste kracht zich naar mij richt,waardoor ik een sprong neem over de omheining naar de vlakte achter mij.


3.) Accupunctuur.
Ik sta in een vlakte,omringd door soortgenoten,harige primaten. We staan er wat wezenloos bij,tot ik me gewaar word van een vaag gezoem uit de verte. Het komt steeds dichterbij,en is erg indringend,als een reusachtige mantra die opstijgt vanuit het aardeoppervlak. Een stem in m'n hoofd gebied me om op mijn buik te gaan liggen,en mijn neusgaten met mijn duimen te sluiten,want de wespen komen. Ik sluit m'n ogen en het geluid wordt steeds meer overweldigend en indringender.Dan voel ik dat een kriebelende laag mij langzaam bedekt, het zoemen is nu alom, en mijn lichaam lijkt mee te trillen op de vibraties. Dan voel ik lichte steken,echter pijnloos. Duizenden kleine naaldjes prikken door mijn huid en maken minuscule gaatjes. Langzaam trekt de wespenmassa zich terug,het geluid neemt af. Ik sta voorzichtig op,en kijk naar mijn nieuwe lichaam. Mijn soortgenoten spiegelen zich aan elkaar,verbaasd en verwonderd.Onze nieuwe lijven zijn glad roze en onbehaard,met kleine puntjes van de prikken.


4.) Pan.
Ik ben op een oud boerenerf,samen met Mia,een sjamanistische teacher. We bevinden ons in de ingang van een stalling. Dan komt er een oude Ford-T sputterend het erf oprijden,en houdt zich halt in het midden van het erf. Een vreemde gedaante met bokkepoten stapt uit het vehikel,gehorend en wel. Hij komt naar ons toe lopen en kijkt mij met dikke gele bokkeogen aan,om vervolgens weer weg te stappen. "Dat was de geitejongen"zegt Mia,"hij komt om de geiten te hoeden".


5.) De terugblik.
Ik heb een groot,dik boek in mijn handen,gebonden in mooi bewerkt leer met zware,stevige kaft. Ik open het boek en tussen de bladzijden voor mij zie ik mezelf als primaat aan de rivier zitten, vier dimensionaal als hologram,alsof ik zomaar in de scene zou kunnen stappen. Ik sla nogmaals een bladzijde om en krijg de scene met het beest te zien en achtereenvolgens de wespen.Dan centraal, een lichtende vrouwelijke gedaante in catsuit,die zich links en rechts naar buiten toe ontdubbeld van licht naar donker. In haar handen,voor zich uitstekend vanuit haar hart,een dolk,vervolgens in haar ontdubbelingen : een zwaard,pistool,degen,enz...Ik sla weer een bladzijde om en zie mezelf in kindvorm in dezelfde lichtgedaante en ontdubbelingen.


6.) Bevrijding/epiloog.
Ik aanschouw het volgende gebeuren: Een oude paardemolen begint te draaien. In de molen bevindt zich een prachtige witte zwaan. De molen draait sneller en sneller,terwijl de zwaan allerlei obstakels probeert te ontwijken. Op het climaxmoment komen er twee lichtende handen uit de hemel die de zwaan moeiteloos bevrijden uit de snel draaiende molen.